Ik ben al 30 jaar een echte francofiel. Maar om nu te zorgen dat u niet direct afhaakt, zeg ik er meteen bij dat ik als francofiel weliswaar gek ben op Frankrijk en alles wat Frans is, maar dat dit wel binnen de perken blijft. Naast een francofiel ben ik ook een kanalofiel. Nu u deze twee zaken over mij weet, zult u misschien ook beter begrijpen waarom mijn vrouw Lesley en ik in oktober 1988 ons comfortabele bestaan in de Londense City en onze ligplaats bij Tring aan het Grand Union-kanaal achter ons lieten. De tien jaar voorafgaand aan onze aankomst in Frankrijk waren we al in Frankrijk op vakantie geweest, waarbij we onder andere de kanalen hadden bevaren.
Vakantie wordt een roeping
Toen we dus door de zeesluis de binnenwateren opvoeren, betekende dat de verwezenlijking van onze droom, namelijk om met onze boot, ons drijvende huis, dwars door Frankrijk te varen over de Franse kanalen, van Calais naar de Middellandse Zee. Deze droom zou een sabbatsjaar in beslag nemen. Maar intussen is de droom ons leven geworden, en vakantie onze roeping. Sinds oktober 1988 varen we nu al rond op de Franse wateren. We hebben vier jaar gewerkt op hotelboten. Buiten de vakantieperiode waren we te vinden op het Canal du Midi, bij Capestang.
Dit vonden we een heerlijke plek. In dit oude, zonovergoten landschap, met de stranden van de Middellandse Zee op een steenworp afstand, is het leven goed.
Het hele Canal du Midi staat op de Werelderfgoedlijst van de UNESCO. Het kanaal werd in de 17e eeuw tijdens de regeerperiode van Lodewijk XIV aangelegd door Pierre-Paul Riquet. Het werd gebouwd om bij Toulouse een verbinding te maken tussen de bevaarbare rivier de Garonne en de Middellandse Zee.
De aansluiting tussen het Canal du Midi en de zee begint bij de ‘Ponts Jumeaux’ in het hart van Toulouse. ‘Ponts Jumeaux’ is ook een groot bekken, waar schepen uit het kanaal en de Garonne vroeger aanmeerden. Zoals de naam al zegt, heeft ‘Ponts Jumeaux’ zijn naam te danken aan twee bruggen: één over het Canal du Midi en één over het korte Canal de Brienne, dat uitkwam in de Garonne. Sinds de aanleg van het Canal Lateral à la Garonne in het midden van de 19e eeuw zou ‘Ponts Triplets’ misschien een betere benaming zijn geweest.
Vanuit het bekken kom je onmiddellijk in het centrum van Toulouse, ook wel de ‘roze stad’ genoemd vanwege de kleur van veel van de gebouwen.
Twintig jaar na ons eerste bezoek aan Frankrijk verlieten wij Toulouse met Béatrix, onze Grand Sturdy 29.9 AC. Al snel bevonden wij ons in een omgeving die zo kenmerkend is voor het Canal du Midi: de ellipsvormige sluizen, de stenen boogbruggen – die bijna een halve cirkel vormen – en de prachtige platanen die het kanaal omzomen.
300 dagen zon per jaar
De platanen hebben verschillende functies. Ten eerste voorkomen hun wortels dat er oevererosie optreedt. Langs het hele Canal du Midi is dit een zeer effectieve manier gebleken om de oevers in goede staat te houden.
Ten tweede bieden de indrukwekkende wortels ook goede mogelijkheden om aan te leggen!
Een andere reden om de platanen te planten is dat zij voor veel schaduw zorgen. Menigeen bekeek ons met een jaloerse blik terwijl wij rustig op het water dobberden in de schaduw van de bimini op Béatrix… In veel toeristengidsen gaat men er prat op dat dit gebied wel 300 dagen zon per jaar heeft. Daarmee is niets te veel gezegd. Het kanaal is duidelijk aangelegd voor trekschepen. Ook was het kanaal bedoeld voor het vervoer van troepen en wapentuig. Het was daarom belangrijk dat de paarden en de vracht die zij trokken (vooral de menselijke vracht) beschermd werden tegen de zon.
Vanaf Toulouse loopt het kanaal omhoog naar het hoogste punt, langs de oude ‘bastide’ Villefranche Lauragais naar een unicum in het Franse kanalennetwerk. Het 17e eeuwse Canal du Midi heeft zijn eigen ‘aire’ (parkeerplaats)! Dat wilden we wel eens zien. En het bleek de moeite waard te zijn. Er zijn veel aanlegplaatsen, maar deze plek is met name interessant omdat hier een permanente tentoonstelling is te zien over de geschiedenis van het Canal du Midi. Port Lauragais (zoals de ‘aire’ heet) bevindt zich op het hoogste punt. Al snel kwamen we daarna langs het toevoerkanaal vanaf Naurouze, en gingen we stroomafwaarts in de richting van de zee.
Binnen niet al te lange tijd bereikten we Castelnaudary, waar naar men daar zegt de cassoulet vandaan komt. Wat in ieder geval wel zeker is, is dat deze plaats de bakermat is van het Franse vreemdelingenlegioen. Cassoulet is een beroemd streekgerecht. Maar ook Toulouse en Carcassonne claimen dat de cassoulet hier vandaan komt, en hebben een eigen variant van het recept. Eén ding hebben alle cassoulet-recepten echter gemeen: er zitten witte bonen en knoflook in. Het gerecht moet heel lang en langzaam in een oven worden gegaard. Bij de varianten van het recept wordt het gerecht klaargemaakt met eend, gans, varkensvlees, worst of een combinatie hiervan. Het is om je vingers bij af te likken. Als u in deze streek bent, moet u het in ieder geval één keer gegeten hebben.
Carcasse sonne
De volgende haven die we aandoen, is Carcassonne. Dit is een van de best behouden middeleeuwse vestingsteden ter wereld en absoluut een bezoek waard. Er komen dan ook busladingen toeristen op af. Daarom is het aan te raden om het stadje op een doordeweekse ochtend te bezichtigen. De Port de Plaisance van Carcassonne is een moderne haven met goede faciliteiten. De ontvangst is hartelijk en vanuit de haven is het nieuwere gedeelte van de stad goed toegankelijk. Om in de oude Cité te komen, nemen we de pendelbus.
Carcassonne is historisch gezien bekend om de Katharen. Tegenwoordig zouden de Katharen waarschijnlijk worden beschouwd als een religieuze sekte. Het woord betekent ‘gezuiverd’ of ‘gereinigd’. De Katharen (waar het woord catharsis vandaan komt) braken met de in hun ogen corrupte katholieke kerk en kregen in het zuiden van Frankrijk aardig wat aanhang. De Katharen werden op bloedige wijze vervolgd; er werden duizenden Katharen vermoord. Een groot aantal Katharen vluchtte sterk bewapende châteaux in, die vervolgens werden belegerd door Simon de Montfort (de bevelhebber van het leger dat de Katharen moest uitroeien), in de hoop dat hij ze door uithongering tot overgave kon dwingen. Ook Carcassonne werd belegerd. De legende vertelt dat toen de stad bijna bezweek, de mensen met een katapult vanuit Carcassonne dieren afschoten op De Montfort’s leger.
Hierdoor brachten zij De Montfort in de waan dat er nog zoveel voedsel in de stad was dat zij het zich konden veroorloven om het weg te gooien (en zelfs een flink eind). Hiermee werd het moreel van de manschappen gebroken, waarna het leger opbrak. Toen de belegering werd opgeheven, begonnen alle klokken van de Katharenkerken te luiden – ‘Carcasse sonne’, zo heette het: Carcasse luidt de klokken.
Vanaf Carcassonne volgden we de Aude en arriveerden na een klein aquaduct te zijn gepasseerd, ontworpen door de briljante Franse militair architect Vauban, al snel in het bruisende havenplaatsje Trèbes. De volgende ochtend togen wij na een zeer aangename avond met andere botenbezitters via de drietrapssluis het wijnbouwgebied in. Ons was verteld dat zich van hieruit naar Béziers de grootste concentratie wijngaarden ter wereld zich uitstrekte. Deze streek stond nog niet eens zo heel lang geleden vooral bekend om de enorme kwantiteit wijn die er werd geproduceerd in plaats van om de kwaliteit. Sindsdien heeft zich hier echter een aantal buitenlandse producenten gevestigd, die druivensoorten plantten die er tot op dat moment niet werden geteeld.
Nu zijn de Minervois, Corbières en St. Chinian enkele zeer bekende wijnbouwgebieden in de Languedoc.
We hadden iedere kilometer kunnen stoppen
Na Trèbes wordt het Canal du Midi zeer bochtig, omdat het de loop van de Aude volgt. De sluizen bestaan vaak uit trappen: twee of drie schutkolken, waarbij de onderste deur van de ene schutkolk de bovenste deur voor de volgende schutkolk vormt. We passeerden La Redorte en voeren verder naar Homps. Ook Homps is een aantrekkelijk dorp, met een zeer goede haven met uitstekende faciliteiten. Bovendien is er aan de kade een groot aantal restaurants. Homps beviel ons wel. Béatrix kreeg menig bewonderende blik van vakantiegangers op voorbijvarende charterboten. Later tijdens het avondeten zaten aan de tafel naast ons twee stellen die zeer complimenteus waren. Zij dachten dat Béatrix van ons was. Hun tweede vraag was: “Waar kun je zo’n prachtige boot huren?”. Na het eten nodigden we hen nog even uit voor een ‘digestif’. Toen wisten ze het zeker: de komende jaren gingen zij met Béatrix vakantie vieren.
In en rondom Homps hebben we verschillende ‘caves’ bezocht, waaronder de enorme ‘Cave de vieillissement’ bij Jouarres. Maar ons was met name één specifieke ‘domaine’ langs het kanaal aanbevolen: Bassanel. Wij proefden en kochten een paar prachtige rode wijnen, waaronder een fluwelige ‘Hauts du Bassanel’, een wijn die natuurlijk met mate moet worden gedronken. Wij hadden ongeveer iedere kilometer kunnen stoppen voor een andere ‘domaine’. Mijn goede vriend Stan vond dit wel een aantrekkelijk idee. Ondanks onze vergeefse pogingen om de vrouwen te overtuigen dat Béatrix deze extra ballast goed kon gebruiken, lieten zij zich niet vermurwen. Hun antwoord getuigde van vrouwenlogica waar geen speld tussen te krijgen was: “Lieverd, je hebt me altijd verteld dat Linssen-boten zo stabiel zijn; de hoeveelheid ‘ballast’ die je nodig zou hebben, zou trouwens helemaal niet in de auto passen.” Onze opmerking: “We kunnen de ballast ook opdrinken”, kon rekenen op een minachtende blik met als antwoord: “Je had me beloofd dat je me naar die begraafplaats mee zou nemen.” Zoals ik al zei, we hadden kunnen stoppen. Maar we deden het niet. Afgezien van wat licht gejammer en een trillende onderlip van Stans zijde telkens wanneer we ‘het niet deden’, voeren we vrolijk verder, langs Argens Minervois, een dorp met een bijna Italiaans karakter, door de sluis bij Argens en de ‘Grand Bief’ (de lange plas) op. Dit is de enige plas in het Franse kanalennetwerk zonder sluizen. Vanaf Argens is de volgende sluis pas weer bij Béziers – 54 kilometer verder. Riquet had een contourlijn gevonden die hij helemaal naar Béziers kon volgen; hierdoor hoefde hij geen dure sluizen op dit traject te bouwen.
Het kanaal maakt de ene bocht na de andere, en slingert tussen de wijngaarden door langs de meest pittoreske dorpjes: Roubia, Paraza “M-m-maar Château de Paraza”, kreunde iemand achter me. “Even doorbijten, Stanley.” Direct na Paraza maakt het slingerende kanaal een ware haarspeldbocht op het punt waar het kanaal de Répudre kruist door middel van een brug over het kanaal. Dit aquaduct werd in 1676 voltooid en is daarmee het oudste in Frankrijk, en voor zover bekend, het op één na oudste ter wereld. In Ventenac varen we langs iets wat eruit ziet als een grote kerk, direct aan het kanaal. We leggen aan. De ‘kerk’ blijkt het Château de Ventenac te zijn. “Ik heb zojuist een religieuze ervaring gehad”, zegt Stan na het proeven van een aantal witte en rode wijnen en rosés. Tijdens de laatste paar kilometer naar Le Somail is het gejammer aanmerkelijk minder. Dit gehucht is waarschijnlijk het meest gefotografeerde kanaaldorp in Frankrijk. Het is dan ook een zeer pittoresk dorp, met een aantal restaurants langs het kanaal en een drijvende winkel. Een ondernemende middenstander, die zag hoeveel boten Le Somail aantrok zonder dat het plaatsje zelfs maar een boulangerie had, zorgde voor een traditionele boot in de haven en voorzag die van een aantal basisvoorzieningen voor toeristen.
Capestang
De volgende ochtend was de laatste volledige dag van onze reis. We gingen vroeg op pad. Onze eindbestemming was Capestang, de thuishaven van Béatrix. Maar we wilden nog iets verder varen om een van Riquets meesterwerken te zien en ‘die begraafplaats’. We voeren verder, langs het ‘nieuwe’ Canal de la Robine, een 19e-eeuwse zijarm die door Narbonne loopt, op weg naar de Middellandse Zee, langs de ‘la Clape’-wijngaarden (Stan stond om de een of andere reden niet te popelen om te proeven). Dit traject rondom Capestang is een van de meest bochtige van het hele kanaal. Het kleine stadje Capestang heeft een kapittelkerk. Dit is al een grote kerk, maar de Kathedraal in Narbonne is nog groter (dus ERG groot). Beide kerken zijn echter nooit voltooid. Deze kerken werden gebouwd na de onderdrukking van de Katharen en hun afmetingen moesten angst inboezemen. De enorme kerk van Capestang is dus al van veraf zichtbaar, zeker vanaf het kanaal. Hier slingert het kanaal langs dezelfde contourlijn als bij Argens; we zien de kapittelkerk nu eens aan bakboord, dan weer aan stuurboord. We varen door Capestang, langs het Domaine de Guéry (wat terecht weer wat zacht gejammer oplevert), door het lieflijke dorpje Poilhes in de richting van Malpas.
Malpas
Malpas is een verhaal op zich. Colbert, de minister van financiën onder Lodewijk XIV, maakte zich zorgen over de grote hoeveelheden geld die werden besteed aan het project van Riquet. Daarom liet hij het in de gaten houden door een van zijn medewerkers. Bij Malpas werden de bouwlieden geconfronteerd met een enorme rots die scherp oprees vanuit het kanaalbed. Het was zo’n steile rots dat er niet voldoende ruimte was om de contourlijn te volgen. Omdat Colbert’s medewerker ervan overtuigd was dat het hier om een onneembare barrière ging, en daarmee Riquet’s project mislukt was, ging hij naar Parijs om Colbert en Lodewijk XIV hiervan op de hoogte te stellen. Tegen de tijd dat hij terugkeerde uit Parijs met de mededeling dat de koning de geldkraan had dichtgedraaid, had Riquet met buskruit een tunnel gemaakt door de rotswand. Dit was een van de eerste keren dat buskruit werd toegepast in de weg- en waterbouw. De geldkraan bleef echter dicht en Riquet financierde de rest van het kanaal uit eigen zak. We legden net voor de tunnel aan en liepen naar de top van deze rots. Daar vonden we ‘de begraafplaats’. Bovenop de heuvel waar Riquet zijn tunnel door aanlegde, bevindt zich het ‘Oppidum d’Ensérune’. Een ‘oppidum’ was een vesting op een heuveltop. Recente opgravingen in Ensérune hebben prachtige vondsten opgeleverd: honderden enorme amforen lagen er begraven, die dienden om vloeistoffen tijdens het vervoer koel te houden, evenals een groot aantal ‘citernes’, grote stenen containers, in de vorm van een bad, die dienden voor de opslag van water, samen met een gotenstelsel dat het water naar de ‘baden’ moest voeren, en een enorme begraafplaats. Al deze vondsten dateren van rond het begin van onze jaartelling en de Romeinse overheersing. Deze indrukwekkende opgraving is absoluut een bezoek waard. Op weg terug naar Béatrix zien we aan de andere kant van de heuvel iets bijzonders: een groot, rond veld dat eruit ziet als een enorm dartbord. Dit is het Étang de Montady; de lijnen die het dartbord in segmenten verdelen, zijn de afwateringssloten die ervoor hebben gezorgd dat het moerassige ‘étang’ veranderde in vruchtbare landbouwgrond. Deze sloten komen allemaal bij elkaar en stromen door een andere, veel kleinere tunnel. Er is zelfs nog een derde tunnel: de spoorweg tussen Béziers en Narbonne loopt tegenwoordig ook door deze rotsformatie. Bovendien loopt de Via Domitia, de oude Romeinse weg, over de heuvel en de drie tunnels. Met het gevoel dat wij ons portie cultuur en geschiedenis wel even hebben gehad, besluiten we voor onze laatste maaltijd terug te gaan naar Poilhes.
We hebben heerlijk gegeten op het terras van een klein restaurant genaamd ‘Les Platanes’, in de schaduw van (hoe kan het anders) een majestueuze oude plataan. Een waardig slot van onze mooie tocht over het met platanen omzoomde Canal du Midi.
De dag erop gingen we Béatrix terugbrengen; voor eventjes was ze onze eigen Béatrix, onze eigen Linssen, geweest. We moesten haar weer terugbrengen naar Capestang en France Afloat, haar ‘andere’ eigenaren. Ze had tijdens deze prachtige reis goed voor ons gezorgd en we waren er trots op dat we op haar hadden mogen passen. Volgend jaar zouden we een van haar zussen meenemen op reis in de Bourgogne.
We horen het gejammer nu al...
Tekst en Foto’s Mike Gardner Roberts
France Fluvial
Steve Adams / Mike Gardner-Roberts
La Maison Cantonnière
Quai Elie Amouroux
F-34310 Capestang
Tel. +33 (0)3 86 81 54 55
Fax. +33 (0)3 86 81 67 87
Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken.
www.franceafloat.com
Dit artikel is gepubliceerd in Linssen Magazine nr 34 in 2009